In de jaren 50 speelde je als kind heel veel op straat. Je vriendjes en vriendinnetjes woonden vaak in dezelfde straat en je trok met elkaar op om te spelen. Dat kon variëren van tollen, hoepelen, knikkeren, verstoppertje tot voetballen. Heerlijk onbezorgd. Geen verkeer!
Wie herinnert zich niet de zorgeloze momenten, dat je met elkaar in de straat de grootste lol had tijdens het spelen. En natuurlijk waren er ook de momenten dat je met elkaar spannende momenten beleefde met belletje trek, portemonnee aan een touwtje of andersoortig kattenkwaad. Onschuldig, maar oh zo leuk.
Ruiten tikkertje
Het mooiste vonden wij altijd om ruiten tikkertje te spelen. Je stak dan een speld in de stopverf bij de ruit van het slachtoffer en deed daar dan een dun zwart touwtje aan. Die speld moest strak tegen de ruit zitten. Dat was natuurlijk al een hele onderneming om, zonder dat de bewoners het zagen, die speld op zijn plek te krijgen. Maar als dat eenmaal gelukt was en er een veilige plek achter een bosje in de voor- of achtertuin gevonden was, kon het feest beginnen.
Heer Broens
In onze straat in Rotterdam, viel de keuze heel erg vaak op de heer Broens. Hij woonde op nummer 27. Een chagrijnige man van circa 65 jaar die, om welke redenen dan ook, als een soort kluizenaar altijd maar binnen bleef. Behalve als we op straat aan het voetballen waren en de bal per ongeluk in zijn voortuin belandde. Dan kwam hij luid brullend uit de voordeur, greep de bal en nam hem mee naar binnen. Op enig later tijdstip gooide hij die bal dan weer op straat. Een pracht van een slachtoffer dus voor het ruitentikkertje.
Hoe ging het in zijn werk?
Als de speld was aangebracht en iedereen in positie zat begon je aan het zwarte touwtje te trekken, zodat de speld iedere keer weer terugsprong tegen de ruit. Dat gaf een hard tikkend geluid. Voor ons als kinderen was dat natuurlijk enorm spannend wat er zou gaan gebeuren. Als er geen reactie kwam herhaalden we dit ritueel verschillende malen. En ja hoor, de voordeur ging open en de heer Broens kwam weer luid krijsend uit zijn huis op nummer 27. Wij renden alle kanten op gillend van plezier, maar toch ook wel met een beetje angst. Als de situatie weer rustig bleek, herhaalde je dat ruitentikken nog een paar maal met het zelfde resultaat. Een kwaaie oude man die de voordeur uitstoof en niet wist waar dat geluid vandaan kwam.
Herinneringen aan kattenkwaad uit de 50er jaren die je eigenlijk nooit meer vergeet. Welk kattenkwaad haalde jij vroeger uit?
Reacties 25
Het belletje drukken kan ik me wel herinneren. Dat werd dan gedaan op verjaardagsfeestjes van klasgenootjes uit het dorp. Wij woonden in buitengebied en daar deed je zulke dingen nooit omdat we daar allemaal aardige buren hadden. Je liet het wel uit je hoofd om die mensen lastig te vallen. Toch was het belletje drukken wel grappig om mee te maken... dat iemand zo woest werd om niks.
Wij knoopten een lang touw aan een portemonnee en legden die op de stoep. Wij verstopten ons achter een bosje of muurtje en als er dan iemand langsliep en de portemonnee probeerde op te pakken, dan trokken wij aan het touwtje. Weg portemonnee!
In de jaren vijftig werd overal nog volop bijgebouwd. Ook bij ons in het dorp. Sport was het dan om aan het eind van de dag wanneer de bouwvakkers weg waren je in de nieuwbouw te wagen. Regelmatig kwam een soort bewaker langs en dan was het de kunst uit zijn zicht te blijven en je in de bouw te verstoppen. Trots was je wanneer je niet gezien was.
De zaterdag voor Pinksteren was het bij ons altijd kattenkwaad uithalen. Die dag werd bij ons (Amsterdam en omstreken) 'luilak' gevierd. Al heel vroeg, om vijf uur, er was nog geen zomertijd, ging je er met anderen op uit. Achter op je fiets een conservenblik monteren met een spijker er dwars bovenop verbonden met een touwtje naar de naaf van je fiets. Door het fietsen ging het touw en ook de spijker vibreren wat een hels geluid gaf. Of lege conservenblikken achter je fiets binden en over straat laten kletteren. Ook een klein fikkie werd er soms wel gestookt.
Ik had een vrij jonge moeder (22jr verschil), die ook wel van een grapje hield. Zo ging ik eens op een avond een blokje om en op de laan stond ergens een raam een stukje open en zat er een man te slapen. Op het moment van voorbijgaan riep mijn moeder hard: Boe! en we liepen door. Ach, zei ze, als die man komt kijken en mij met jou ziet zal hij zich niet voor kunnen stellen, dat ik het geweest ben!!
Een grapje, dat mijn opa in zijn jeugd (eind 1800!) wel uithaalde: ze spanden een dun touwtje op hoedhoogte over de stoep en van alle mannen, die met hun hoge hoed (want die werden toen nog gedragen) langskwamen, vloog de hoed dan uiteraard van hun hoofd!!
Dat 'Ruiten Tikkertje' had ik nog nooit van gehoord. Wat we wel deden als kattenkwaad, was pijltjes schieten met een oude pvc-buis. Als er open raampjes waren, daar die papieren zelf gedraaide pijltjes naar binnen schieten. Troffen de bewoners later een heleboel pijltjes op de grond aan. Of erger nog, als er besjes groeiden, ook naar binnen blazen met de pvc-buis. Ook haalden we soms uit net geverfde kozijnen de nog zachte stopverf. Dat werd toen nog veel gebruikt, vooral bij de ramen van trappenhuizen. Daar speelden we dan mee, als een soort klei. Natuurlijk helemaal niet fijn, maar daar stond je als kind helemaal niet bij stil...
In pijltjes draaien van papier was ik heel goed. Goed dichtlikken en de punt nog even achter je kiezen draaien.
Bij twee straatdeuren waarbij de deuren gespiegeld staan met een touw de deurknoppen aan elkaar binden... en dan bij beiden deuren aanbellen.... Of een papieren zak met hondenpoep brandend voor een straatdeur leggen en dan aanbellen... de bewoner ging vervolgens met veel ijver het fikkie uittrappen...... Of bij trapwoningen aanbellen... en dan naar boven roepen bent u niet mevrouw of meneer van tricht?... vervolgens na het nee antwoord de stoppen losdraaien en roepen dan zit u nu zonder licht :-)
Als een buurman of buurvrouw haar hond op straat had laten poepen.dan waren wij zo vriendelijk om het in een krant te doen. Deze krant legde we dan bij hun voordeur en staken hem in de brand. We belden dan aan en hadden de grootste lol als ze het uittrappen. En dan maar hopen dat ze naar binnen liepen.
Ook vandaag de dag zie je nog wel vooral jongens met plastic Electra buisjes pijltjes schieten. Dat deden we in de vijftiger jaren al. In die tijd waren veel ramen geopend, vooral in de zomer wanneer we veelvuldig op straat zwierven. En juist die open ramen waren een perfect doelwit. Op de Overtoom in Amsterdam had je een paar restaurants en die hadden soms ook bovenramen. En jawel, één van die ramen stond open en wij schoten daar papieren pijltjes in . Dat waren pijltjes van opgerolde strookjes, gescheurd uit een Donald Duck. Een paar pijltjes misten natuurlijk hun doel, maar er waren er ook een paar die door het raam naar binnen gingen, precies in de soep van een gast. Die kwam kwaad naar buiten om die 'rotzakken' een lesje te leren. Wij stoven alle kanten op. Op diezelfde Overtoom had je van die hoge portieken van blauwe stenen naar de verdiepingen. Met luilak was het natuurlijk geweldig om de zinken vuilemmers naar boven te brengen en dan naar beneden te laten kletteren. Wat een herrie gaf dat! Of die zinken emmers stapelen op de tramrails. Dan moest de bestuurder (vrouwen deden dat werk toen zeker niet) de tram uit en de rommel opruimen. Op afstand stonden wij te schateren van het lachen. De man kon ons toch niet bereiken want we waren veel te snel weg. In die jaren werden de houten kademuren van de Jacob van Lennep kade vervangen door stenen muren. Veel bouwactiviteiten dus. En daarmee veel hout beschikbaar waar je vlotten van kon maken. Met luilak deden we dat natuurlijk en dan varen op de gracht. Maar dat was natuurlijk de bedoeling niet en de politie kwam. Toen zij de conclusie trokken dat het best moeilijk was om ons te pakken te krijgen kwam er versterking. Aan beide zijden van de gracht politie die het niet voor elkaar kreeg om ons te pakken. Pas toen zij vertrokken om zelf iets te gaan halen wat kon varen waren wij natuurlijk het water al uit. Een kleine greep uit de kwajongensstreken van een boefje uit Amsterdam.
een van ons was het slachtoffer. hij liep op straat met een oude kapotte fiets. voorwiel verbogen, maar dat was door ons zelf gedaan. ergens voor een huis met voortuin stond hij stil, wij kwamen met een man of vier eraan en begonnen hem zogenaamd helemaal in elkaar te slaan. schoppen, stompen enz. tot hij al schreeuwend en kermend op de grond viel. wij lipen hard weg, de voordeur van het huis ging open en onze vriend kreeg een verzorging variërend van koekjes, limonade, snoep enz. hij kreeg meestal een hle zak met lekkernijen mee om naar huis te gaan. noui dat werd met ons gedeeld natuurlijk !!!
Wij belden soms met 3 of 4 kameraden een willekeurig uit het telefoonboek gekozen persoon met de melding: "Hallo, met Frits. Is jullie Gerard er ook?" Reactie: "Gerard? Hier woont geen Gerard!" was dan vaak het antwoord. Tien minuten later belde Martin hetzelfde telefoonnummer met de vraag "Hallo, met Martin. Is jullie Gerard thuis?" Reactie: "Jemig, wij hebben geen Gerard, flikker toch op!". En dan na 20 minuten belde Albert hetzelfde nummer nogmaals met de vraag of hij Gerard aan de telefoon kon krijgen..... Antwoord: "G.v.d. donderen jullie toch allemaal op man, hier woont geen Gerard en we kennen niet eens een Gerard!!!!". En als laatste belde ik na ca. 10 minuten hetzelfde nummer nog een keer en zei dan: "Hallo, met Gerard....., heeft er nog iemand voor mij gebeld????" De reacties waren vaak PRACHTIG, zowel de positieve als ook de negatieve!!! De ene keer ging de gebelde persoon helemaal over de rooie en waren we bang dat ie ter plaatse van woede een hartaanval zou krijgen en de andere keer lachte de gebelde persoon zich te pletter omdat hij wel degelijk de humor ervan in zag..... Wij vonden het in ieder geval PRACHTIG!!!
Geweldig! Hahahahaha
Briljant verhaal. 👍
Nee, ik durfde niet zo veel. Wel belletje trekken in de flats, op de intercom drukken. Vaak kwam helemaal geen reactie, want de bewoners hoorden bij elkaar natuurlijk de bel overgaan. Verder op school in de klas brokjes gum door de klas schieten, dat vonden de werksters niet zo leuk. Flauw hè?....
Ja, met Luilak In Amsterdam natuurlijk bij zo veel mogelijk mensen aanbellen, de deuren met fietsen barricaderen en deurknoppen aan elkaar binden. M'n Oma en Tante zetten altijd de avond voor Luilak de bel uit. Op de Stadionweg duwden we auto's op de tramrails. Maar mn beste Luilak was toen we in Buitenveldert op het dak van zo'n nieuwbouw kerkje klommen en met de hand de kerkklok luidden. In een klap de hele buurt wakker!
Op school, propjes schieten met een elastiekje en de meester gek maken..
Geweldig al die verhalen. Wij zochten met een paar vriendinnetjes het telefoonnummer van een willekeurige slager op en belden dan op met de vraag: Slager heeft u varkenspootjes? En als de goede man dan ja zei, riep één van ons: "nou dat zal dan wel moeilijk lopen zijn"! En dan hingen we gillend van de lach op. Yvonne Germain
vanuit een telefooncel bij een bakker gebakjes bestellen en bij wildvreemde mensen laten bezorgen, of ergens aanbellen met de vraag woont hier mevrouw groen, waarop natuurlijk geantwoord werd met nee hoor en dan zeggen kom dan zelf de deur maar dicht doen, of met een erwten schieter erwten tegen de ramen blazen
in Breda zandberg weg was er en ballen vreter . Je kreeg je bal nooit terug
In de winter ijsschotsen voor de deur zetten en dan aanbellen. Op de hoek staan wachten tot de ijsschots naar binnen valt.
Ik woonde in Den haag op de Maartensdijklaan. Daar had je flats van 4 etages met aan de achterzijde een balkon. Aan de buitenkant van dat balkon hingen de waslijnen. Maandag was het altijd wasdag. Daar merkte je als kind niet zoveel van omdat je op school zat. Maar in de vakantie was het anders. Dan had je de tijd om rot streken uit te halen. Ik en mijn vriendjes hadden al gauw door dat wanneer je op het muurtje stond welke naar de kelder ging, precies bij de was kon komen op de onderste etage. We haalde een paar was stukken weg, en verwisselde de die met de was van de buren. Niet te veel was, gewoon een drie of vier stuks wasgoed. Als de was dan binnen gehaald was was de lol compleet. Wij lagen dan te schuddebuiken van het lachen.
Belletje trekken.
Aangename jeugdherinneringen. Leve het sentiment! Wat konden we veel, mochten we weinig, maar deden we soms voorzichtig toch. Gein en ongein, origineel of kinderachtig… ach wat! De achterkant van de rij winkels aan het Sierplein te Slotervaart bijvoorbeeld in de Van Ollefenstraat. Naast de achterdeuren was overal een openstaand bovenraampje, omdat daar het toilet van de winkel gevestigd was. Zagen we er licht branden, dan was er iemand binnen. We telden tot twintig… was het licht dan nog aan dan was het vast geen ‘pieser’, maar zàt er iemand op de porseleinen troon. Ik ging buiten met de rug tegen de muur staan, handen ineen gevouwen onder de schoen van vriend Roel, die zich aan de kozijnrand optrok, met één hand naar binnen het kettinkje van de stortbaktrekker vastpakte en doortrok! Grote schrik binnen, grote pret buiten en heel snel weglopen, alsof iemand je in zo’n situatie zo snel zou kunnen achtervolgen. Kattenkwaad… Pietje Bell streken. Onschuldig vergeleken met veel jongerengedrag van vandaag de dag. Voor ouderen hadden we een logische dosis opgelegd respect. Schopte je te lang met je voetbal tegen een huismuur en werd je weggejaagd, dan ging je een eind verderop spelen. Dan durfde je bij sommige mopperende bewoners de eerste week nauwelijks langs hun woning te lopen. En de wacht bij de bouw? Oei, levensgevaarlijk. Stel dat hij je greep en opsloot als hij je betrapte op plekken waar je niets te zoeken had…