Ontdek PLUS

Paul Baars

Kent 41 personen

Getrouwd , 2 kinderen
Woont in Heemskerk

    Bekijk het volledige profiel van Paul Baars en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    Paul Baars heeft 75 klassenfoto's en kent 41 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    "Fijne tijd"

    “Gedwongen” overstap gemaakt naar de Adelbertus ULO. Was blijven zitten in het eerste jaar van de HBS Pius X, Wilgenhoflaan Beverwijk. Had kunnen kiezen voor een tweede jaar daar in de eerste. Hier op aanraden van dhr.Floor weer begonnen in een eerste klas. Verschillende vakken niet gehad op de HBS. Begonnen in een noodlokaal, vlak bij de gymzaal, grenzend aan een groot grasveld. Ik woonde aan de Zeelaan, achter keek ik op de woning van leraar Duits, de heer Portegies. Vlakbij op de hoek van de van der Ploegstraat het huis van de heer Heine, van hem kregen we Engels. Liep in het begin op met Jan Kos, die aan de Spoellaan woonde en met Gerard van Egmond, die daar weer achter op de hoek van de Trompstraat woonde. Tegen Gerard keek ik op. Niet alleen letterlijk, maar ook omdat hij sterk was. Hij had gebokst, op zijn kamer had hij gewichten, herinner ik mij. Hij was goedmoedig. Deed zijn best, maar haalde geen beste cijfers. Van de heer Portegies herinnerde ik me dat hij Gerard kleineerde. Dat hij hem wel inschakelde om zijn fiets te maken. Gerard is eerder van “school” gegaan. Zelf had ik in die vier jaren heel vaak een conflict met mijn achterbuurman. Zo moest ik eens van hem uitleggen waarom ik een dag daarvoor niet bij zijn les was geweest. Ik was op die morgen naar mijn huisarts gegaan. Dat zei ik hem. “Als ik naar de dokter ga, ga ik zo vroeg mogelijk”, zei hij toen. Ik, geïrriteerd:” Ik ga naar mijn dokter wanneer ik dat wil!” Daarop stuurde hij mij de klas uit. Ik ging daarop naar huis, vertelde het mijn moeder. Die schreef een ondertekend briefje met de tekst: “Paul heeft door een bezoek aan de dokter uw les niet kunnen volgen” of woorden van gelijke strekking. Toen hij het briefje had gelezen zei hij dat dat niet genoeg was. Hij wilde excuses en anders kwam ik er bij hem niet meer in. Die weigerde ik. Ik ben toen wat dagen uit protest thuisgebleven. Datzelfde deed ik later bij een affaire met de heer Heine. Engels stond op het rooster. Het was winter en het had de laatste tijd zo gevroren dat er ijs lag. De heer Heine had bedacht te gaan schaatsen onder zijn les. Ik had nooit leren schaatsen. Ik ging naar de heer Floor toe en legde het hem uit. “Ga maar huiswerk maken”, zei hij en ik ging terug naar de klas. Daar zaten nog twee medeleerlingen die een reden zeiden te hebben om niet mee te gaan schaatsen. De heer Heine kwam nog even het lokaal in, zag ons zitten, hoorde ons kort aan en gaf ons opdracht dan maar een opstel te schrijven in het Engels. Hij wilde die opstellen die middag nog zien. Toen hij die middag mij er om vroeg zei ik dat ik geen opstel had gemaakt. Dat ik van het hoofd van de school huiswerk mocht maken en dat ik de opdracht als strafwerk zag. Ik werd de klas uitgestuurd. Het was tegen het eind van de lessen, aan het eind van de middag. Ik was naar het kantoortje van de heer Floor gegaan. Die was in gesprek. Ik wachtte op de hoek in de gang. De heer Heine kwam langs, zag mij en vroeg agressief wat ik daar deed. Ik zei hem dat ik de heer Floor ging spreken. Hij zei mij weg te gaan. Ik weigerde dat. Daarop schopte hij mijn tas bij mij weg, de gang in en ging het kantoortje binnen, zich niets aantrekkend dat de heer Floor bezig was. Korte tijd later kwam hij weer naar buiten en ging de school uit. Uiteindelijk kon ik mijn verhaal doen. Hoewel de heer Floor toegaf dat ik eigenlijk wel gelijk had vroeg hij mij toch dat opstel te schrijven. Dat dat toch niet zo erg was. Ik was zwaar verbolgen en zei het niet te doen. Zogezegd ben ik toen een paar dagen uit protest thuisgebleven. Mijn moeder stond achter me. Maar na verloop van tijd heb ik thuis een kort opstel in het Nederlands geschreven en met behulp van een woordenboek N-E het in het Engels vertaald. Toen ik het uur Engels in de klas zat en de heer Heine binnenkwam en mij zag gaf ik hem op zijn vraag wat ik hier nog deed hem het opstel. Ik stond bij zijn tafel en hij keek mijn opstel kort in. Hij verscheurde het, “overgeschreven!”, zei hij giftig. Ik “nee!” “Maar ga maar zitten”, zei hij om er maar af te zijn. Ik voelde me trots dat hij dacht dat het niet van mijn hand kon zijn. Van de heer Floor kregen we enige tijd biologie en scheikunde. Dat laatste vak in een daarvoor ingericht scheikundelokaal met bijvoorbeeld kraantjes in de tafelbladen. Faciliteiten die, mijn ervaring, nooit gebruikt werden. In zo’n les luisterde ik naar hem en tekende tegelijkertijd wat op een blaadje. Plots kwam hij naar mij toe, griste het blaadje kwaad weg en verscheurde het. Hij dacht dat ik er mijn aandacht niet bij had. Ik kon heel goed die twee dingen combineren. Ik herinner me dat ik het meest verbolgen was over dat hij de tekening verscheurde. Ten tijde van de eindexamens inventariseerde de heer Floor zo een beetje wat de leerlingen daarna zouden doen. Ik zei hem naar een academie Beeldende Kunsten te willen. O, maar dat kon ik uit mijn hoofd zetten, was zo ongeveer zijn reactie, voor toelating moest je minimaal HBS hebben gedaan. Ik deed nog aan het eind van het vierde jaar verzoeken tot toelating bij de Rietveldacademie en de Rijksacademie. Daarvoor moest je werk van jezelf langsbrengen. Bij de Rietveld kreeg je nog een tekenopdracht vooruitlopend op een gesprek aan een lange tafel met een groep docenten. Op de Rijksacademie had ik met een directielid een gesprek dat diende om je motivatie te toetsen. Bij deze laatste beroepsopleiding werd ik toegelaten tot de Vooropleiding. Lessen maandag tot en met vrijdag van 7 uur tot 9 uur ’s avonds en op de zaterdag van 9 tot 12. Dat betekende een betaalde baan zoeken voor overdag. Het jaar daarop werd ik tot de dagopleiding toegelaten. In wat jaren later kwam ik de heer Floor tegen bij de slager. Hij vroeg naar mij. Ik vertelde kort over mijn opleiding. Hij zei toen dat Kees Heesterbeek ook zo goed kon tekenen. Die Kees was een van zijn leerlingen, die jaren na mij op school zaten. Het toeval wilde dat ik na zijn dood van de St. Agnesstichting, waar hij bestuurslid was geweest, de opdracht kreeg een plaquette met zijn kop erop te maken. Dat aan de hand van wat kleine, schaarse foto’s. Tussen de heer Admiraal, leraar boekhouden en handelsvakken, en mij accordeerde het niet. Door de grote hoeveelheid huiswerk op de ULO kwam ik wel eens niet aan alles toe. Maar bij boekhouden liep de heer Admiraal met zijn knerpende schoenen door de gangpaden in de klas de oplossingen van de opdrachten op te noemen en stopte dan bij een tafeltje en vroeg dan: “heb jij dat ook?” Ik gokte er wel op dat hij aan mij voorbij ging, mijn schrift een beetje afdekkend. Maar het gebeurde wel dat hij me betrapte op dat ik niets kon overleggen. Een keer zei ik dat ik mijn schrift vergeten was. Dan moest ik die nu maar gaan halen. Maar er is niemand thuis, loog ik. Mijn moeder was altijd thuis. Dan laat je het vanmiddag na de pauze zien. Ik herinner mij dat ik bij Bert(je) Zonneveld aan huis bedelde om zijn schrift om het snel over te schrijven. Hij aan de deur, niet al te toeschietelijk, met achter zich in de gang wat giechelende zusjes. Maar in mijn laatste jaar stond ik vaak op de gang, weggestuurd. Wat me om andere redenen ook overkwam bij de heer Portegies. Het is me ook overkomen dat ik een geheel andere les daarop niet mocht volgen omdat die leraar, zijn collega gehoord hebbende, mij uit een merkwaardig soort solidariteit buitensloot. Wordt (misschien) vervolgd

    St. Adelbertus Mavo, 1964

    Ik sta niet in voor de juistheid van mijn herinneringen.

    Ik sta niet in voor de juistheid van mijn herinneringen. Soms krijg ik een geur in mijn neus die mij terug plaatst in die tijd. Natte jasjes van de regen in de gang... Volgens mij heb ik mij op een zondag, in gezelschap van mijn ouders, aangemeld bij de school. Gek, op een zondag? De eerste schooldag zat ik op een bank langs een muur in een ruimte in de meisjesschool aan de overkant. In de wachtkamer. Wachten op wat? Waren de klassen nog niet geheel ingericht? De naam Torenvalkjes herinner ik me niet. Gewoon: de kleuterschool. Ik herinner mij twee zusters (nonnen) en een juf. Zuster Adelbertus, maar het kan ook Albertus geweest zijn, zoals iemand anders zich haar herinnert. In het begin bracht mijn vader mij op de fiets naar school. Op de stang. Voor me zie ik houten blokken met daarin schaartjes. Lijmpotten. Een zwarte potkachel. Ik heb mijn tijd op de kleuterschool vooral tekenend doorgebracht. Vlechtwerkjes die ik mee naar huis bracht waren gemaakt door klasgenootjes. Geinspireerd door de Godsdienstlessen met kleefplaatjes die uit een map kwamen en onder het vertellen op het viltbord werden geplaatst, tekende ik mensen, dieren en wat al niet meer op papier, knipte ze uit en plakte ze in schriftjes. Ik oogstte veel lof met die tekeningen. De zusters namen de schriftjes in. Mee naar huis nemen was er niet bij. De meisjes hadden een soort keukentje. Ze zetten thee. Ik kreeg dan onder mijn 'werk' ook een kopje. Juffrouw Adrie ging trouwen en ze kwam met haar echtgenoot op school. Ik heb haar toen een tekening moeten geven waarop ik het trouwen had uitgebeeld. We kregen ook een soort muziekles. Wat me daarvan bijgebleven is dat de zuster het ritme aangaf met het slaan van halve 'cocosnoten' op elkaar terwijl de kinderen in een cirkel dansten. We zullen best wel ook buiten gespeeld hebben, maar daar herinner ik me niets van. Misschien, banken tegen de muren achter de kerk? De kerk waarin ik tijdens kindje wiegen de staties had kunnen bewonderen en die ook een inspitatiebron waren. Mijn vriendje was Adrie Bink. Die is ook mijn gehele lagere schooltijd mijn klasgenoot gebleven. Hij was daar zeer geliefd. Sommige jongens pochten over hoe lang ze al met hem bevriend waren en dan kon ik zeggen dat wij elkaar al van de kleuterschool kenden. Twee meisjes herinner ik me nog. Mieke Hazen en Anita (aan 't, van 't Goor?) De zes jaar daarop kregen de jongens en meisjes gescheiden van elkaar lager onderwijs. Ik ging naar de Bonifatiusschool

    Kleuterschool de Torenvalkjes, 1956

    Wij verhuisden eind 1963 van Zaandam naar Heemskerk.

    Wij verhuisden eind 1963 van Zaandam naar Heemskerk. Na de Kerst. Ons nieuwe huis was net gereed gekomen, de omgeving was een zanderig bouwterrein. Voor de Kerst had ik afscheid genomen van het St. Michael College te Zaandijk. Ik begon het nieuwe jaar op Pius X aan de Wilgenhoflaan. Houten barakken herinner ik mij, naast een stenen gebouw van de Zusters. Was daar de MMS gevestigd? Ik reed al snel mee met Cor (Kees) Schellekens. Die haalde ik op van zijn huis aan de Antonio Morstraat in Heemskerk. Met Sinterklaas had ik een Astrakanmuts gekregen, ook wel een Russische muts genoemd. Ik kreeg daar altijd onderweg veel commentaar op. Wat later reed ook docent van Beek, onbeleefd Apie genoemd, met een dergelijk hoofddeksel. Reed, op de fiets van huis naar school, van school naar huis op de fiets, voorovergebogen, met de onderarmen leunend op het stuur. Van de leraren herinner ik me een wat oudere dame,met recht een dame, opgestoken haar. Zij gaf Frans. Heel aardige vrouw. Ook heel aardig, maar wat 'donker', de vrouw die Aardrijkskunde gaf. Koch? Maar het vak lag me niet. Industriegebieden, landbouwgebieden in Engeland, het interesseerde me niet. Van Gymnastiek kan ik niet veel terughalen. Een middag ergens in de duinen, met de fiets erheen, mijnheer Tilmans. De muzieklessen van de heer Kaart,zijn aanstekelijk enthousiasme, in een ruimte van de naburige Goede Raadkerk. Geschiedenis van een nog jonge, wat fletse leraar. Daar heb ik me nog heel puberaal misdragen. Ik schaam me er nog voor. De man had het in onze klas zwaar. Ik stond vaak op de gang. Dat mocht helemaal niet. Je moest je melden bij de rector of een conrector. Dat deed ik niet. Wanneer ik iemand zag aankomen, verdween ik in de toiletruimten. Nederlands van Hupkes, Hupkens? Ik zat rechts vooraan, terwijl hij links voor de klas zat. Mochten leerlingen aan zijn tafel iets opzoeken in zijn woordenboek. Ik had er zelf een. Een jongen waarmee ik vaak overhoop lag, stond in de rij te wachten op zijn beurt. Pakte onderweg mijn woordenboek.wat ik niet pikte. Toen kreeg ik van Hupkens te horen dat ik zo kinderachtig was. Maar ja, ieder ander had ik het toegestaan, maar niet dat altijd jennende jongetje. De heer Veeken gaf Engels. Aan hem herinner ik me dat mondje. Nare man vond ik, hij mocht me niet. Mijn gebrekkige Engels was volgens hem te wijten aan het inferieure onderwijs op mijn vorige school (één kwartaal!) Nee, dan het Engels op Pius X! De heer Bollerman. Leek wat streng. Zijn ogen brachten je in verwarring. Biologie. Gezoek in saaie Flora. Kijken door een microscoop en vertellen hoeveel witte bloedlichaampjes er te zien waren. Trots dat ik was dat ik als enige goed had gekeken en het juiste aantal zei. De heer Beekman was zeer enthousiast over mijn tekenen. Bij een bezoek aan een galerie op de Breestraat (Boumans?) zei hij mij goed op te letten en goed te kijken. Dat dat juist voor mij en mijn toekomst belangrijk was. Volgens mij zijn we ook eens met de bus naar Leiden gegaan. Naar het Oudheidkundig Museum. Ik herinner me de babymummie met een gat in de buik. Ik meende toen ook prinses Beatrix en gezelschap te zien in een van de zalen. Opgewonden maakte ik twee ons begeleidende docenten daar opmerkzaam op. Ze reageerden heel lauw. Zo, dat ik dacht dat ik me vergist had. Medeleerlingen, daar zie ik enkele nog voor me, maar namen daarbij, nee. Ene Eddy misschien. Met een houtjetouwtje jas (waarom breng ik hem in verband met Triny Lopes'If i had a hammer?), Pans van der Veen(?) of zeg ik maar wat. Huitenga uit Castricum? Cor of Kees Schellekens natuurlijk wel. Joop(?)Beentjes, zijn zus maakte ik later mee op de Mulo in Heemskerk. Want aan het eind van het jaar had ik net te weinig punten om over te gaan. Mijn vader stelde me voor de keus: overdoen of eraf gaan en naar de Mulo, waar al een zus van mij opzat.

    Pius X College, 1964