In de zomervakantie verdiende je een mooi zakcentje bij. Wat voelde je je rijk met zelf verdiende guldens, kwartjes en dubbeltjes in je hand! Weet jij nog wat voor vakantiebaantje jij in de zomer had? Van bieten dunnen tot werken bij de koekjesfabriek – haal wat nostalgie op met deze top 10 vakantiebaantjes uit onze jeugd.
1. Bollen pellen bij de lokale bollenboer
Bollen pellen was vroeger het meest populairste vakantiebaantje. Bij de lokale bollenboer mocht je bollen pellen. Vaak bleef je hier ook slapen en werkte je aan een stuk een paar weken lang door. Als je mazzel had, mocht je de verdiensten houden. Maar veel kinderen moesten hun zuurverdiende centjes afstaan aan hun ouders. Vroeger had men het niet zo breed…
2. Aardbeien of bessen plukken bij de fruitboer
Het plukken van fruit klinkt bij menig kind als muziek in de oren. Of je nou bramen, aardbeien of tomaten plukte, het kon jou een worst wezen. Omdat je een bedrag per kilo kreeg, ging je zo snel mogelijk te werk. Dit was geen vetpot, per dag kreeg je gemiddeld maar 5 gulden. Hiermee kon je je eerste fiets kopen. En trots dat je was!
3. Huishoudelijke hulp bij de rijken
Vroeger hadden veel rijke mensen een huishoudelijke hulp. Dit was dan ook een ideale vakantiebaantje. Dit betekende wel dat je heel vroeg moest opstaan, zodat niemand je in de weg liep. Van het schoonmaken van een trappenhuis tot het lappen van de ramen – van geen enkele huishoudelijke taak die jij kreeg voorgeschoteld, keek jij vroeger op.
4. Bieten dunnen en bonen plukken
Als je nu aan de jeugd van tegenwoordig vraagt of ze in de zomer bieten willen dunnen, kijken ze je waarschijnlijk met een heel vragend gezicht aan. Vroeger was dit een normale gang van zaken. Als bieten te dicht bij elkaar staan, groeien ze tegen elkaar aan en worden het geen goede, mooie bieten. In dat geval verdrongen ze elkaar, waardoor ze klein bleven. Daarom moest je bieten dunnen. Jij zorgde er daarom vroeger voor dat alle plantjes minimaal 3 centimeter uit elkaar stonden. Ook bonen plukken was iets wat veel door de jeugd gedaan werd.
5. Helpen bij de kruidenier was altijd gezellig
Wie een kruidenier in zijn dorp had, kon daar heerlijk aan de gang. Zo maakte je boekjes klaar voor klanten, stampte je kruiden fijn of organiseerde je de winkel. Wanneer je wegging, zag alles er spik en span uit. Het was altijd gezellig in de lokale winkel, je hoopte dat je tante of zus ook even kwam kijken.
6. Kranten rondbrengen in de ochtend
Ook kranten rondbrengen was een populair vakantiebaantje. Je bracht op woensdag of zaterdag een stuk of 100 kranten rond. Wie nog een extra zakcentje wilde, deed zelfs 2 dagen. Van de verdiensten kon je een koetjesreep of patatje kopen. Weet je nog hoe blij je daar mee was?
7. In de winkel van Sinkel was het altijd gezellig
Gezellig met je vrienden en vriendinnen werken in de winkel. Als je een broertje of zusje had, kon die ook gewoon mee. Van het scheppen van ijsco’s tot het verkopen van koekjes – jullie deden het allemaal. Je verdiende 20 tot 25 gulden per week. Dat was echt heel veel!
8. Kinderen met een talenknobbel werkten de camping
Wie goed was in talen, kon aan de slag bij de camping. Voor nog minder dan 1 gulden per uur ging je aan de slag. Je stond de gasten te woord en hielp bij het verschonen van de kamers. Vaak moest je Duits, Engels, Frans én Nederlands spreken.
9. Werken in een wasserette was niet altijd feest
Een vakantiebaan in de wasserij was erg gezellig, totdat je gecontroleerd werd. Er was altijd wel iets wat fout was. Kan jij je nog herinneren hoe je je voelde?
10. De droom van ieders kind: werken in de koekjesfabriek
Wie vroeger in een koekjesfabriek heeft gewerkt, kan waarschijnlijk geen koekjes meer zien. Toch was het de droom van ieder kind. Van bokkenpootjes tot stroopwafels – je kon allemaal zien hoe ze gemaakt werden. Ook kon je er stiekem van snoepen. Jammie!
Meer blogs:
Reacties 6
Ik herken niets van die baantjes! Alleen bollenpellen deden mijn oudere broers of een van hen, al lang geleden. Zelf had ik verschillende vakantiebaantjes o.a. Bij Huize St.Jozef (via mijn oudere zus geregeld) ze werkte daar en kende de nonnen enzo. Een Katholiek Verzorgingshuis en heb leuke herinneringen daaraan. Ik was toen 15!!! Leuk om wat eigen geld te verdienen natuurlijk!
Bollenpellen, elk jaar verplichte kost in de vakantie. We hadden zelf gele crocussen. O.a. onze badgasten pelden ook gezellig mee.
Ze noemden het geen bieten dunnen. Maar bieten op 1 zetteten
Vakantiebaantjes die waren er genoeg! Wij hadden thuis een klein agrarisch gemengd bedrijf. D.w.z. voor mijn ouders en hun gezin te klein om van te bestaan. Dus mijn vader ging "werken", net of hij dat op de boerderij niet deed. Dit hield in dat met vakanties en 's-avonds er thuis mee gewerkt moest worden. Dus vakantiebaantjes hadden we dus het hele jaar door. Het leverde materieel niks op. Daarbij kwam dat in ons buurtschap de boeren elkaar, om niet, hielpen. Dus toen wij redelijk konden werken, werkten wij ook bij de buren, onder het motto; "Toen wij kleine kinderen hadden hielpen zij mij, nu helpen jullie de buren". De enigste vergoeding was meestal soep en een, of meerdere, uitsmijter(s) en een flesje bier als het werk gereed was. Dat laatste werd ons wel eens fataal. Het waren lange dagen, je was vermoeid, en had opnieuw weer trek in eten, en dan bier. De hamer kwam uit de fles. Gezellig, gemoedelijk en collegiaal was het zeker wel. Die tijd mis ik nog wel eens zeker nu het lijkt of iedereen na de coronaperiode een korter lontje heeft.
Mijn herinnering aan een heuse vakantiebaan dateert de zomer van 1954, toen ik als zestienjarige, nog schoolgaand, in de zomer vier weken werkte in de fabriek van Verkade te Zaandam. Dat was voor mij een hele ervaring: werken in een bedrijf, hetgeen ik nog nimmer had gedaan en, jawel, ook nog geld verdienen. Mijn intellectuele werk bestond uit het inpakken van koekjes, welke aan het eind van een lange en automatisch lopende band uit de oven tevoorschijn kwamen, in een vierkante koekblik. Een collega-vakantiewerker, van wie ik nog de naam ken, namelijk Van Amsterdam, aan de ene kant van de lopende band en ik aan de andere kant. Het was wel toegestaan zo nu en dan een koekje te verorberen, waarschijnlijk ook wel omdat door het vaste personeel wel begrepen werd dat je jongens van deze leeftijd toch niet kon tegenhouden. Ik heb overigens van deze periode geen weerzin tegen koekjes ontwikkeld. Vermoedelijk beperkte ik destijds dan ook de consumptie; deze gedachte omarm ik in ieder geval. Het eind van de oven stond in een geweldig grote hal, waar door vele vrouwen in vaste dienst diverse werkzaamheden werden verricht, meestal onder luid gekakel of nog erger: onder luid "gezang". De leiding op deze afdeling, altijd bereidwillig om op onze naïeve jongensvragen te reageren, heb ik als zeer vriendelijk ervaren. De verdiensten bedroegen negentien gulden en vijftig cent in de week op basis van vijf achturige werkdagen en daarboven nog een aantal guldens reisgeld. Doordat ik dicht aan de rand van Amsterdam in de richting van de Zaanstreek woonde, kwam ik al bij de tweede week op de lumineuze gedachte op de fiets naar Zaandam te reizen en zo mijn reisgeld aan de reguliere verdiensten toe te voegen. Ik kan wel zeggen dat deze vakantiebaan, de grootte van het bedrijf, de enorme hoeveelheid vooral luidruchtige medewerkers, de vernuftige wijze van het koekjesbakken en vooral het grote contrast met het mij bekende schoolleven, een diepe indruk op mij heeft gemaakt.
[…] 10 vakantiebaantjes uit onze jeugd: van bieten dunnen tot werken bij een koekjesfabriek […]