Het kleine tweemansschooltje in het mooie Gronings dorpje, waar ik mijn prille jeugd door bracht, had 2 kasten met boeken. Eentje stond er in het lokaal van het Hoofd der School, waarin de klassen 4, 5 en 6 waren ondergebracht, de andere stond in dat van de Juf, waarin de klassen 1, 2 en 3 zaten.
Elke klas had er een eigen rij met schoolbanken. Op de laatste schooldag van de week, als alles wat er moest gebeuren, was gebeurd, kropen de kinderen in de voorste banken bij elkaar om, maar niets te hoeven missen van wat er dan kwam: Juf ging voorlezen. Mooie verhalen waren het. Als zo’n verhaal was afgelopen, kwam er nog een mooi moment: de kinderen mochten 1 of 2 boekjes uit de kast halen om mee naar huis te nemen.
Okki Pepernoot
Ik herinner me nog heel goed de boekjes over Okki Pepernoot, geschreven door Leonard Roggeveen. Het waren voor mij de eerste en gemakkelijk leesbare boekjes. Dat kwam ook door de lay-out. Na de Okki-serie kwam Daantje, ook een door Roggeveen geschapen persoontje. Het was heerlijk om met zo’n boekje thuis te komen. Ik begon er direct aan en in een mum van tijd had ik zo’n boekje ‘uit’.
Boeken met een stickertje
Na het heerlijke tweemansschooltje kwam ik, na een verhuizing, op een stadsschool terecht. Ook hier waren in de klaslokalen kasten met boeken. Toen ik in de 4e zat, werd daarbij een regime gehanteerd. Alle boeken en boekjes in die kasten waren keurig met bruin papier gekaft. Op de voorzijde stond de titel vermeld, maar dan kwam het: op de ruggen van die boeken zaten kleine stickertjes: rode, blauwe en groene. Alle kinderen mochten de boeken lezen met een groen stickertje, minder kinderen mochten ook een boek pakken met een blauw en een groen stickertje en de bollebozen hadden het helemaal goed voor elkaar: zij mochten alle boeken lezen, ook die met een rood stickertje. Met die kleurtjes werd de moeilijkheidsgraad van de boeken aangegeven.
Bibliotheekabonnement
In die tijd kreeg ik, mijn ouders vonden dat verstandig, ook een Bibliotheekabonnement. De wereld ging voor me open. Er waren zo veel boeken dat ik soms door de bomen het bos niet meer zag. Ik las over de Oude Grieken, over de Hunebedbouwers, de Germanen en de Vikingen, over beren en leeuwen, over verre landen waar het altijd warm was en nog verdere landen, waar het altijd koud was. Als ik er nu over na denk, dan was werd de kiem voor die belangstelling gelegd door de kleine bibliotheekjes in de klas.
Ik bofte verder ook nog, want ik kreeg, nog toen ik op het kleine dorpsschooltje zat, een abonnement op de Donald Duck. Er waren in die tijd ouders, die vonden dat dat niet verstandig was. Kinderen zouden lui worden door alleen maar naar de plaatjes te kijken. Gelukkig dachten ze daar bij mij thuis heel anders over. Ik smulde van de stripverhalen over Donald en zijn neefjes Kwik, Kwek en Kwak, oma Duck en Gijs Gans, Guus Geluk, Dagobert Duck, Wolfje en de biggetjes Knir, Knar en Knor, Mickey Mouse en zijn vriendin, de Zware Jongens en Tokki Tor. In die tijd was overigens slechts de helft van de verhalen in kleur uitgevoerd. De rest was in zwart-wit. Midden in Het blad stond altijd een feuilleton, waarbij ik genoot van 20.000 Mijlen onder Zee. Dat waren pas echte spannende verhalen.
Helaas lezen kinderen momenteel veel te weinig, blijkt uit verschillende onderzoeken. Heel jammer. De smartphone en het laptopscherm hebben de slag om de lezertjes gewonnen. Langzamerhand is het tijd om ’terug te slaan’.
Meer blogs: