Als klein manneke – in de vijftiger jaren – logeerde ik vaak op de boerderij bij opa en oma en de twee ooms.
De boerderij lag op de hei in Sint Oedenrode. Het waren de mooiste vakanties van mijn leven.
Het was zondagmiddag. De hoogmis was geweest en daarna het café: de ooms een flinke pot bier en wij limonade en een Kwatta. Tegen de middag naar huis voor soep en pudding. Daarna ging iedereen slapen, een dutje doen. Op de boerderij was er rust, niets dan rust.
Mijn jongere broertje en ik, we verveelden ons. Het was heerlijk lentewarm. We lagen op onze rug in het veld en zochten de kwelende leeuwerik ergens in die grote blauwe koepel boven ons. Om ons heen de stilte en het gesnerp van de krekels. We zagen de kievit eindeloos bewegingen maken om lopend door het gras bij zijn nest uit te komen. Fel geluid makend en rond om ons heen duikend kon hij niet voorkomen dat we zijn nest leeghaalden: vier eitjes.
Op de boerderij slopen we zachtjes naar de keuken. We maakten gaatjes in de schaal en bliezen de eitjes leeg in een kommetje. Heel voorzichtig haalden we het steelpannetje uit de kast. We deden de gasfles open, het vuur aan en probeerden te bakken zoals oma dat ook deed.
“Er moet zout en peper bij” zei broertje en strooide kwistig kaneel over het pruttelend goedje en suiker in plaats van zout. We roerden wat en de gele brei met hier en daar wat roods werd steviger. Brood konden we niet vinden, peperkoek wel. Net toen we van tafel gingen, kwam oma binnen.
Ze was boos, heel boos. Niet om de eitjes of de peperkoek en de rotzooi op het aanrecht. Nee, boos omdat we aan het vuur hadden gezeten! Oma was als de dood voor vuur. Bij onweer liep ze altijd met palmtakjes en wijwater. Elke hoek van de boerderij zegende ze dan. Hun vorige boerderij was afgebrand.
’s Avonds bij het eten kregen we voor straf alleen maar boterhammen met boter. Opa zat een beetje meewarig naar ons te lachen. We schaamden ons het meest voor oom Piet en oom Harrie. “Ja”, zei oom Piet, “kijk maar uit met die eitjes, ze zijn meestal bevrucht. Zaten er geen rode puntjes en harde stukjes in?” Wij knikten geschrokken. “Pas dan maar op. Dan hebben er hele kleine kievitjes in gezeten. Die gaan groeien in je buik, want daar is het net als in het ei nat en warm. Ik zou er maar voor zorgen dat je vlug naar de w.c. kunt, anders dan krijg je vogeltjesbuik.”
We keken rond. Niemand aan tafel leek het verhaal te betwijfelen.
Die avond laat, op de w.c. persend, was ik blij dat we veel peperkoek bij de eitjes hadden gegeten. Ik bestudeerde de drol aandachtig. Even meende ik een oogje te zien.
Recept voor vogeltjesbuik
Blaas vier kievitseitjes uit.
Giet de struif in een koud steelpannetje met een klont echte boter. Doe daar stevig kaneel bij en suiker.
Even door elkaar roeren.
Leg enkele stukken peperkoek op een bord en giet daar het gele goedje op.
Opeten in een snel tempo.
Wat voor keukenavonturen beleefde jij in je jeugd?