Afke’s tiental en de Stampertjes uit Pluk en de Petteflet, verder kende ik eigenlijk geen grote gezinnen. Ik had maar één zusje, en als we de hond meerekenden waren we dus thuis met z’n vijven. En het leek me juist zo gezellig, een hele rij broers en zusjes. Altijd iemand om mee te spelen! Het boek ‘Het huis vol’ van Anita Terpstra geeft een beetje realistischer blik op het leven in een groot gezin.
Anita beschrijft in haar boek de gezinnen van haar vader en haar moeder. Haar moeder komt uit een gezin met veertien kinderen, bij haar vader thuis waren ze met negen kinderen. Ze heeft haar ooms en tantes geïnterviewd om een beeld te krijgen van wat een groot gezin nou eigenlijk inhield. Haar familie komt uit Friesland en in zo’n gezin op het platteland was er vaak te kort en nooit te veel. Haar opa aan moederskant werkte als boerenknecht, opa aan vaderskant was slikwerker – mannen die bij laag tij op het wad waterkeringen bouwden van twijgen en takken om land te winnen. In elk geval: geen gezinnen van grote welvaart.
Kinderbijslag verloren… bijna
Hoe moet dat dan, een huishouden met zoveel kinderen en een beperkt budget? Spaargeld is er eigenlijk niet en de gezinnen leven van weekloon naar weekloon. Haar opa gaat eens in de drie maanden op de brommer naar het postkantoor om de kinderbijslag op te halen.
Pa wordt eerst heel bleek en daarna heel rood. ‘De kinderbijslag… Ik had het geld in mijn mouw gestoken, maar…’ Zoekend kijkt hij om zich heen. Dan keert hij de zakken van zijn broek en jas binnenstebuiten. Hij inspecteert zijn handschoenen nog eens en trekt dan zijn jas uit om in de mouwen te voelen.’
Die envelop, met maar liefst achthonderd gulden, is onderweg uit zijn mouw gevallen. De jongens moeten meteen helpen zoeken, ze lopen de route terug van huis naar het postkantoor en speuren in de berm en de bosjes. Hun vader rijdt op zijn brommer vooruit. Gelukkig zien ze hem na een tijdje bukken en iets oprapen: de envelop! Al het geld zit er nog in.
Eten uit de moestuin
Anita heeft zich grondig verdiept in het huishoudboekje van zo’n groot gezin. In die tijd bestaat veel armoede, iedereen moet spaarzaam zijn om rond te komen. Veel producten zijn tot de jaren vijftig op de bon, schrijft ze, en er is veel schaarste. Uit de berekeningen in het boekje blijkt dat zowel het gezin van haar vader als van haar moeder structureel geld tekort komt. Gelukkig heeft opa aan moederszijde een moestuin, waardoor er altijd genoeg eten is. Kleding wordt vermaakt, moeder en zussen breien voor iedereen sokken en borstrokken en iedereen heeft een beperkte garderobe, schrijft ze. Nieuwe schoenen nodig? Dan mag je kiezen uit een kast vol met oude schoenen van je broers en zussen, kijk maar wat er past.
Meisjes moeten meehelpen
Het huishouden is in die tijd nog een flinke klus en alle meisjes worden geacht flink mee te helpen. In een paar hoofdstukken komt het terug: meisjes worden van school gehaald om in huis mee te werken.
Achter haar klinkt het geluid van fietsbellen en opgewonden stemmen. Geekse draait zich om en ziet een groepje fietsers naderen. Met haar hand beschermt ze haar ogen tegen de felle zon.
‘Hé, Geeske! Ga je mee?’
Ze geeft geen antwoord. Ze gaat niet meer naar school. Ze wil graag schooljuf worden, maar ze moet ma helpen. En niet alleen ma. Ze wordt overal naartoe gestuurd om te poetsen. Naar Geertje, of naar haar schoonzus Nienke.
Ze pakt een handdoek en hangt hem met knijpers aan de lijn. Het wasgoed wappert vrolijk.
De jongste kinderen vertellen dat ze meer zijn opgevoed door hun grotere zussen dan door pa en ma. Ook schoonmaken, koken, wassen: al die klussen komen bij de meisjes terecht. Het huishouden kostte toen ook veel meer tijd dan nu: in 1955 besteden vrouwen gemiddeld 62 uur per week aan huishoudelijk werk. Er staat natuurlijk geen wasmachine te draaien en voor een koelkast of een stofzuiger is gewoon geen geld.
Verkering, verloven, trouwen
Nog zo’n voordeel van een groot gezin: altijd iemand om mee uit te gaan, gezellig samen naar een feestje of naar de kermis. En een grote broer neemt vast oudere, interessante jongens mee naar huis… Maar zo zorgeloos als het me leek, zo beschrijft ‘Het huis vol’ het echt niet. Allebei de vaders zijn bijzonder streng, de meisjes mogen bij hoge uitzondering uit en dan alleen als er een zusje meegaat.
Lange tijd mocht ze niet op stap. En toen ze eindelijk op stap mocht, mocht ze alleen als Geertje ook ging. Maar haar zus wilde niet altijd, ook niet toen ze verkering had met Sake. Dan kwam Sake op zaterdagmiddag bij Betty in de schoenenwinkel en vroeg hij of ze die avond ook op stap gingen. Vaak moest zij haar zus overhalen. Betty begreep dat niet. Zij wilde er altijd graag uit, weg van huis. Om twaalf uur moesten ze weer thuis zijn. Was je te laat, dan mocht je de volgende keer niet weg.
De jongens krijgen wat meer ruimte om te doen wat ze willen – soms zelfs ongelofelijk veel, zoals een van de jongens die met vrienden onaangekondigd een zomers weekendje naar een Waddeneiland gaat en daar geen uitbrander voor krijgt, maar alleen ‘Volgende keer even zeggen’ hoort als hij thuiskomt.
De meesten trouwen vanuit huis, dus ze gaan pas na de bruiloft samenwonen. Hun hele uitzet is dan al bij elkaar gespaard, zoals dat hoort. Soms zelfs met de vorige verkering, zodat hun man zich afdroogt met de handdoeken die met een vorige vrijer zijn uitgezocht. Maakt niks uit, toch? Eén van de meisjes heeft het ongeluk dat ze ongehuwd zwanger raakt. Haar vriend mag van zijn ouders niet met haar trouwen, hij wil niks meer met haar of met het kind te maken hebben. Tot haar grote verbazing reageert haar vader mild: ‘Waar er zeven kunnen eten, kunnen ook acht eten.’
Geen schoenen meer poetsen
Toch is het niet vreemd dat niemand van de geïnterviewde ooms en tantes zelf een groot gezin heeft, net zoals de schrijver van het boek.
Opgroeien in zo’n groot gezin heeft ervoor gezorgd dat ze zelf niet meer dan twee kinderen wilde. Er werd altijd gebekvecht. Ze had er een gruwelijke hekel aan als haar eigen kinderen dat deden. Ook hoefden die van haar thuis nooit iets te doen. Schoenen poetsen doet Geertje niet meer. Een doekje erover en klaar. En ze heeft er nog altijd een hekel aan als iemand haar kleren wil lenen.
Kom jij uit een groot gezin? Vond je het leuk met z’n allen, of herken je de moeilijkheden? Moest je vroeger ook altijd op kleinere broers en zusjes passen, of was dat bij jullie niet aan de hand?
En kreeg je afdragertjes van de grote kinderen, of mocht je nieuwe kleren uitzoeken?
Het huis vol, een geschiedenis van het naoorlogse grote gezin
Anita Terpstra
Uitgeverij Hollands Diep, ISBN 9789048842537