Herinner jij je nog hoe het was om als kind te buiten te spelen in de pauze van school? Dit verhaal van SchoolBANK’er Peter liet het ons herbeleven…
“Eindelijk, de bel ging. Nadat we onze spullen hadden opgeruimd, mochten we naar buiten. Heerlijk, lekker buiten spelen. Het was de hele week al erg warm. Maar dat hoort bij de zomer. Onze lokalen kregen de hele middag de volle zon. Om de beurt mochten we wat water drinken aan het fonteintje achter in de klas. Dat ging heel gedisciplineerd, rij voor rij.”
“Vandaag was een bijzondere dag. ‘Vanmiddag kunnen jullie niet op het plein spelen’ zei meester van der Laan. ‘Alle juffen en meesters gaan vanmiddag volleyballen op het plein. Ik zou het leuk vinden, als een paar van jullie ons aanmoedigen’, sprak van der Laan vriendelijk. Hij was een aardige meester. Vol spanning stonden, of zaten velen van ons op het plein. Er hing al een volleybalnet. Twee palen en wat lijnen hielden het net recht. ‘Dat doen ze ’s zomers altijd 1 keer in de week’, zei een leerling uit de zesde klas. ‘Best lachen soms. Vooral als ze struikelen, of misslaan’ sprak de zesde klasser betekenisvol. Nieuwsgierig wachtten we op de dingen, die komen gingen. En ja hoor, daar huppelden vier juffen en vier meesters naar buiten. Allen gehuld in een korte broek en T-shirt. Vooral de bleke benen van de meesters vielen op in al hun naaktheid.”
“Ik droeg bijna het hele jaar een korte broek. Mijn moeder zei altijd ‘Je knie groeit wel weer dicht, maar een lange broek niet’. Vandaar dat mijn benen redelijk gekleurd waren. Ze speelden vier tegen vier. Het spel golfde op en neer. Het hoofd van de school zag de bal wel eens wat te laat en sloeg dan mis. Daar moesten we best om lachen. Als onze meester aan de bal was, riepen we luidkeels ‘Hup Jan, hup Jan’. Dan stak hij zijn duim omhoog en lachte naar ons.”
“Ik vond het helemaal niet belangrijk, hoe dit spel gespeeld werd. Ik vond het leuk om de juffen en de meesters ’s zomers te zien spelen. Je zag dan gewoon, dat het dan ook net kinderen waren.”
Reacties 2
Ik kan herinneren dat we Kastrie, geloof ik speelde op het veld en we gingen met onze fietsen en namen vaak een klasgenoot achter op de fiets mee naar het veld dat ergens bij de Weimar straat was. Ik was op de Mulo tot 1955 en ging 7 October naar Australie toe, Liesbeth van Emmerik-Rijken De enige straat en klas genoot met de volle naam is Ineke Perreyn, die tot zeker 1957 of 58 een brief stuurde naar Australie. Daarna niets meer gehoord. zou graag willen weten waar ze is. Ik geloof dat ze graag een journaliste wilde worden en was heel goed in schrijven. Daar was ook een Francine, en Thea. Ik geloof Thea naar Melbourne is geemigreerd, maar herinner niet haar achternaam.
Onze lagere school had 2 pleinen...een waarop we binnenkwamen en moesten wachten tot we 'gedisciplineerd' naar binnen moesten als de school begon. Het tweede plein achter de school was het 'speelplein' voor tijdens de pauze. Ik herinner me dat 's winters een grote ijsbaan werd gegleden door de leerlingen. Je mocht slechts één baan maken, vanwege het valgevaar dat ontstond bij meerdere ijsbanen. Het was dus lang wachten voor je aan de beurt kwam en er stond dan ook een lange rij te wachten.. Een meisje in mijn klas was dikker dan de rest (erfelijke ziekte) en ik vond het altijd zielig dat ze ermee gepest werd, zo werd ik haar vriendinnetje. Toen het een keer gesneeuwd had werd zij in de pauze door een paar jongetjes met sneeuwballen bekogeld. Ik liep direct naar onze meester en was boos en verontwaardigd dat ze zo gepest werd en niets durfde te zeggen. De meester begreep het en zo mochten wij als enigste 2 op het eerste lege plein een eigen ijsbaan aanleggen. Wachten was er dus niet meer bij en wij tweetjes bleven een streepje voor hebben bij de meester. Het was een fijne man, wist zoveel en kon goed uitleggen. Hij leerde ons toen al buitenlandse talen in de vorm van liedjes in het Duits, Frans en Engels. Als het moest kon hij echter ook streng zijn en er was altijd een zeker overwicht en daardoor respect voor hem. Oh ja, de onderbouw had eerder pauze om te vermijden dat ze door de bovenbouw onder de voet werden gelopen.