Hoera! De lente is begonnen! En net zoals vroeger betekent dit de tijd van buitenspelen tot de straatlantaarns aangaan. De tijd van soms wel drie ijsjes op een dag eten én de tijd van snel nog even douchen voor het slapengaan. En wat heb ik veel buiten gespeeld vroeger.
Buitenspelen
Ik woonde in een gewoon rijtjeshuis in een gewoon dorp onder de rook van Den Bosch. Net zoals de andere kinderen uit de straat aten mijn ouders, broer en ik elke avond om 17.00 uur een boterham. Tussen de middag kwam mijn vader altijd thuis ‘warm eten’. Dus als de kerktoren vijf keer sloeg, renden de jongens uit mijn straat – ik was het enige meisje – mijn broer en ik met rode bezwete hoofden naar huis, propten er twee boterhammen in (één met gezond en één met zoet) en stoven weer naar buiten.
Soms kwam mijn vriendinnetje uit de straat achter de onze spelen. Daar hielden de jongens rekening mee. Dan gingen we braaf stoepkrijten, hinkelen of elastieken. Op de meeste dagen was ze er echter niet bij en waren de spelletjes wat ruwer. Ik vond dat des te gaver.
Dufties
Echt, ik hield van Barbies, My Little Pony en Dufties, maar óók van voetbal, keihard rolschaatsen en klimmen in het dunne, karige boompje op het pleintje in de straat. Een sporttalent was ik niet, maar dat compenseerde ik met tomeloze inzet, snelheid én een brute lompheid waartegen een jonge John de Wolf ú zegt. Trots als een pauw was ik als de jongens bij mij in het voetbalteam – wie scoort is keep – wilden. Of wilden dat ik als laatste rolschaatste tijdens de estafette van het begin van de straat tot het pleintje. En potverdikke wat was ik snel. In mijn beleving dan toch.
En wat genoot ik van de die eindeloze dagen waarin we ons urenlang vermaakten met een oude voetbal, tweedehands rolschaatsen en die te kleine boom op het grasveldje.
Hoewel eindeloos kwam er aan zo’n magische avond een einde zodra de straatlantaarns aangingen. ‘Morgen weer? 17.05 uur oké? Dus snel eten allemaal. Morgen is het weer vijf minuten langer licht, dus we kunnen een extra wedstrijdje rolschaatsen.’
Reacties 13
Wat een leuk verhaal!
Arie van Veen, geb. 1942. Dat was ik vergeten: buitenspelen TOT DE LANTAARNS AANGAAN. Buitenspelen was in mijn jeugd het allerleukste. Wij woonden aan een pleintje met een zandbak, rekstokken, een grasveld en bosjes. Die bosjes werden door ons stiekem gebruikt om te plassen. Dan hoefde je niet naar huis! Voetballen, krijgertje, verstoppertje, knikkeren, enz. Ook hardloopwedstrijden en later badminton. Af en toe kwamen er ook kinderen uit de directe omgeving. Daar waren aardige bij, die met alles mee mochten doen, en minder aardige die werden buitengesloten. Ook het verschil tussen katholieke en niet-katholieke kinderen kan ik mij herinneren. De meeste kinderen gingen naar de openbare school op het pleintje. De katholieke kinderen naar een school die een flink aantal straten verderop lag. Dat vonden wij raar. Maar iedereen, katholiek, Joods of "gewoon" ging vrolijk met elkaar om.
Ja, wij plasten ook stiekem in de bosjes. Maar we moesten oppassen, want we hadden een buurmeisje dat dat zo aan onze moeders verklikte. We kregen dan op onze kop, want naar de WC gaan deed je thuis! We wilden dat buurmeisje er eigenlijk niet bij hebben, want zij verklikte alles wat niet kon in haar ogen. Ja, we mochten naar buiten tot de lantaarns brandden. Mijn vader riep nooit, maar kon op het balkon op een speciale manier in zijn handen klappen, dat herkenden we meteen en kwamen dus aanhollen. "O, branden de lantaarns al? Jemig, helemaal niet gezien......?" Jaja....
We konden toen nog gewoon op straat voetballen. In de straat stonden toen hooguit twee auto's. Het mocht echter niet en als de politie om de hoek kwam aanrijden in het halfje wit, zo noemden wij die witte volkwagens met een half afgezaagd dak, dan maakte je dat je weg kwam anders namen ze de bal in beslag. En geld om een nieuwe bal te kopen had je niet. Ook waren de stoepen toen veel breder dan nu. Je kon erop touwtje springen en knikkeren. Ook rolschaatsen op Hudora's met die ijzeren wielen kon toen nog. Die maakten behoorlijk veel herrie.
Die ouwe rolschaatsen heb ik nog en daar verzet ik nu bijvoorbeeld zware kasten of ander zwaar spul mee. Hup, even de rolschaatsen eronder en zo ratelen we de kamer door.
Voor mij was buitenspelen meestal het bos in, hutten bouwen, of in de bomen in onze tuin klimmen, of met een vriendinnetje "heksendrankjes" brouwen..... Heerlijk.
Mijn herinnering aan het Buitenspelen in Amsterdam bevat ook het spel: busjetrap! Een leeg conservenblikje werd op een grote krijtstip gezet! Het blikje werd weggetrapt en de zoeker moest het ophalen, de andere kinderen gingen zich verstoppen in de portieken. Wanneer iemand gevonden was werd bij het blikje de naam geroepen. Het was de kunst om zonder dat de zoeker het zag dichter bij het blikje te sluipen. Was de zoeker eerst, dan was jij af, maar was jij eerder bij het blikje dan gaf je het een schop en dan mochten ze zich opnieuw verstoppen. Sommige zoekers bleven heel lang de pineut. Was de zoeker angstig en bleef hij /zij te dicht bij het blikje dan hoorde je van verschillende.plekken roepen: Uitlopen!!!
Wij woonden in een straat van 1950-1955. We speelden altijd buiten. Knikkeren. We haalden een klinker uit de straat. Dat was de pot. Ballen en Verstoppertje. Landje pik. Ook kon je een uur een fiets huren voor een kwartje. We fietsten in de puin. Een stuk land waar een bombardement was geweest in de oorlog. Er werden daar ook pannekoeken gebakken in en we zochten in de puin ook naar schatten. Meestal vonden we porceleinscherven. Die we dan ergens verstopten en dat was dan ons zieltje. 's Avonds speelden we slagbal in de straat. Ook speelde ik tennis. Er werd met krijt strepen getrokken. Dat was ons tennisveld en met een bal en houten rackets speelden we tennis. Er bestaat een schilderij van Pieter Breughel, geschilderd ongeveer 1560 waar kinderen meer dan 80 spelletjes spelen. Veel van die spelletjes speelden wij ook.
het paradijs op aarde voor de jeugd toen was de Wielewaal( rotterdam-charlois) en dat vergeet je nooit meer! Ben Veerkamp
Dus jullie hadden al een douche, bij ons thuis kregen we pas een douche toen ik al een jaar of 16 was en die hadden we ook nog eens zelf moeten laten aanleggen. De tijd dat er nog geen auto's in de straat stonden en je zonder gevaar kon voetballen of andere spellen spelen, kan ik mij ook nog wel herinneren.
Soldaatje of indiaantje spelen, touwtje springen, race wedstrijden houden, waarbij ik een keer vergat te remmen en 'n aantal tanden met wortel en al eruit viel! Bakkertje spelen en 'n geheime schuilhut...
Douchen na het spelen , dan is de schrijver niet in de jaren vijftig geboren , bijna niemand had nog een douche. Mijn vader heeft ooit het kolenhok omgebouwd naar een douche , en douchen alleen op vrijdagavond!
Eerst afwassen.