Ga naar de inhoud

Herinneringen aan de Kermis vroeger

kermis

Ik woon al jaren op het platteland in Noord-Limburg in de gemeente Bergen bestaande uit meerdere dorpen. Elk dorp heeft ieder jaar zijn kermis. Ja, zwaar gesubsidieerd omdat het niet echt lucratief is voor kermisexploitanten. De kermissen bestaan steevast uit een oliebollenkraam, draaimolen, snoepkraam, soms een schiettent en natuurlijk altijd de botsautootjes.

Als kind kreeg ik ieder jaar een paar Gulden om naar de kermis te gaan. Voel nog die twijfel in me; een kaneelstok of muntje voor in de botsauto want dat laatste was voor mij het summum van spanning. Dus het werd altijd de botsauto!

De botsautootjes

Het zien en gezien worden. Wie het hardste kon botsen en natuurlijk steevast de jacht op de gillende meiden. Ennuh, komt er zo’n meisje naast je zitten voelde je a je al helemaal dè man. God wat voelde ik me dan groot.

En misschien herinnert u zich nog, maar daar was altijd zo’n opgeschoten slungel van een jongen die altijd de botsautootjes netjes in de rij moest parkeren na een sessie als er van die onbemande autootjes achter bleven na de zoemer. Hij deed dat steevast op zo’n nonchalante manier zittend op de rand van het autootje, één voet op de rubber stootrand en één voet op het gaspedaal. Dan stoer om zich heen kijkend. O, dat was een droom job want dan mocht je altijd gratis met zo’n botsautootje rijden. Hij had zo’n speciaal ding, die hij in de gleuf stopte waar de munt in moest zodat je kon rijden. Zo kon hij met elke botsauto rijden.

Botsauto en de muntjes

Toen ik een jaar of 11/12 was herinner ik me dat ik met Soef, Wilbert Linders, in de botsauto zat. Ik had mijn voet tegen het opvangbakje van de muntjes. We botsten keihard tegen een andere auto toen plots mijn voet uitschot en het muntenbakje op de grond kletterde met al de muntjes over de vloer van de botsauto. Wij waren totaal verbaasd, maar al snel grepen we onze kans en gristen we de muntjes snel van de grond toen de zoemer ging en propten die in onze zakken om daarna als een speer weg te rennen. We hebben echter nooit gebruik gemaakt van onze “buit” daar we niet meer terug naar de kermis durfden. Bang om gepakt te worden. Zo zie je maar dat gestolen goed niet gedijd. Dat is trouwens de enige “criminele” daad die ik ooit in mijn leven begaan heb en dat ook nog uit puur toeval.

Mijn eerste herinnering aan de kermis was denk ik toen ik een jaar of 3 was en bij opa en oma Gemert naar de kermis ging. De draaimolen met daarop fietsjes, autootjes, van die motors en wat al niet meer zij. Ik zag toen een jongetje dat ging achterste voren op een fietsje zitten; ja dat moest ik natuurlijk ook! Kon dit “stoer” menneke dus niet meer terugdraaien. Paniek en bleren dus, maar gelukkig werd ik door papa gered!

Toen op een dag zei opa Gemert “wil munne knecht met opa naar de kermis in de Mortel?”. Poeh, dat was spannend bij opa voorop zijn JLO naar De Mortel. Nu meer dan 50 jaar later realiseer ik mij pas wat het betekende. Die man was stuk, 16 maanden Birma spoorweg. De term PTSS, post traumatisch stress syndroom, bestond toen nog niet, maar als iemand een trauma had dan hij wel. Ik wist dat natuurlijk niet ik was nog zo klein, maar hij, wat ging er toen door hem heen? Hij was zo stuk, zo stuk, met zijn kleinzoon naar de kermis in De Mortel…

Dank je opa

Ik schreef ooit een gedicht voor mijn zoon toen hij een jaar of 5/6 was maar eigenlijk voor mijn opa.

Pretty little dreamer

Een kleine knaap.

Op zijn tenen voor de kassa.

Hij koopt een muntje.

De zoemer.

Hij rent, ja een autootje vrij.

Hij kan net bij het pedaal.

Het grote stuur.

Die glittering in zijn ogen.

George Baker.

Pretty little dreamer.

Het gaat hard.

Hij lacht…

Meer blogs: