In de jaren 50 van de vorige eeuw kon het zo maar gebeuren dat er kinderen uit je klas een hele poos weg waren. Je hoorde dan van de juf of meester dat ze wel 6 weken in een kindervakantie kolonie zaten. Daar zouden ze lekker kunnen aansterken, want het ging voor het grootste deel om kinderen, die niet in een goede gezondheid verkeerden, de zogenaamde ‘bleekneusjes’.
In ons land waren er flink wat van die koloniehuizen. Iedere zuil had er een aantal. Ze lagen allemaal in een bosrijke omgeving of aan zee, waar de zeelucht zo goed zou zijn.
Verschillende verhalen
Van de kinderen, die terugkwamen, hoorde je verschillende verhalen. Er waren er, die het er heerlijk hadden gevonden, die hadden genoten van het goede eten, van de buitenlucht, de wandelingen, de spelletjes en van de nieuwe vriendjes en vriendinnetjes, die ze er hadden gekregen. Anderen kwamen met heel wat minder vrolijke verhalen terug. Vaak hadden ze heimwee gehad en zich er heel eenzaam gevoeld. 6 weken waren ze weg van huis en dat in een vreemde omgeving, waar voor ouders geen plaats was. Heel sporadisch mochten die een keertje komen, als je geluk had. Ook hoorde je akelige verhalen over de dwang, die in de koloniehuizen werd gebruikt wat betreft de maaltijden.
De kinderen moesten hun bord leeg eten, als het niet goedschiks gebeurde, dan maar kwaadschiks. Het gebeurde zelfs dat kinderen die van dat eten moesten overgeven, alles toch moeten opeten. Veel kinderen, die griezelden van een vel op melk hadden ook geen keuze: dat vel moest er in. Ik hoorde indertijd zelf van een jongetje, dat zijn bord zonder mogelijkheid leeg kreeg, dat een leidster er een dubbeltje (en dat was in die tijd heel wat) naast legde met de opmerking ‘als je je bord leeg hebt, is dat dubbeltje voor jou’. Het bord raakte leeg, maar het dubbeltje werd voor zijn neus weggegrist. Het vertrouwen in volwassenen werd er bij hem bepaald niet groter op.
In de tehuizen heerste een ijzeren discipline: alles ging volgens de klok, waarbij de slogan ‘reinheid, rust en regelmaat’ leidend was. Er werd dagelijks door de kinderen veel gewandeld: dat was gezond en riep de eetlust op. Flink en veel eten: daar groeide je van en dat was het streven: gewichtstoename
Contact met thuis
Koloniekinderen mochten naar huis schrijven. In sommige huizen moest dat met een potlood, zodat de leiding er dingen uit kon gummen, waarvan ze niet wilden dat die naar buiten werden gebracht. Van kinderen, die met een pen schreven, werden de brieven ook gecensureerd. Als de tekst de leiding niet aanstond, dan kon je een nieuwe brief schrijven met alleen maar vrolijke verhalen.
De geschiedenis van de kindervakantie kolonies gaat ver terug en wel tot 1873. In die tijd leefden veel kinderen in ons land in barre en armlastige omstandigheden. Onderwijzers en artsen zagen dat met lede ogen aan. Zij richtten tehuizen op, waar kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 zouden kunnen aansterken. Eerst gebeurde dat alleen tijdens de schoolvakanties, later ook in andere periodes. Voor de financiering ervan zorgden particulieren en later ook loterijen. In 1918, na het einde van de Eerste Wereldoorlog, kwamen er ook subsidies van de Rijksoverheid.
Na de Tweede Wereldoorlog, waarin veel kinderen het zwaar te verduren hadden gehad, was een verblijf in een kindervakantie kolonie voor velen een weldaad. Of ze ervoor in aanmerking kwamen werd beoordeeld door de (school)arts. Soms werd een kind er ook wel eens naartoe gestuurd om de moeder, die vaak zwanger was, te ontlasten.
Na 1955, toen de situatie in ons land sterk was verbeterd, was de noodzaak van aansterken niet meer zo nodig. Toch bleven de koloniehuizen nog tot 1972 bestaan en wel voor nerveuze kinderen, slechte etertjes en kinderen uit probleemgezinnen. Momenteel zijn er enkele kinderkampen speciaal voor kinderen met obesitas.
Meer blogs: